22
APR
2016

Nieuwe KMO-definitie niet volledig doorgetrokken naar aanstellingsplicht commissaris

Met de wet van 18 december 2015 (B.S. 30 december 2015) heeft de Belgische wetgever de Europese Jaarrekeningrichtlijn (Richtlijn 2013/34/EU van 26 juni 2013) omgezet in het Belgische recht. Met deze wet werden de criteria om te bepalen of een vennootschap als een kleine dan wel een grote vennootschap dient beschouwd te worden, aangepast. Daarnaast werd in het Belgische recht de microvennootschap ingevoerd.

Het onderscheid tussen grote en kleine vennootschappen is onder meer van belang voor het bepalen van de verplichtingen die op een vennootschap rusten. Zo dienen “grote” vennootschappen, in tegenstelling tot “kleine”, de jaarrekening volgens het volledig schema op te stellen, moeten zij een jaarverslag opmaken en rust op hen de verplichting om hun jaarrekening te onderwerpen aan de controle van een commissaris. Het is evenwel met betrekking tot dit laatste aspect dat de nieuwe regeling niet volledig werd doorgetrokken zodat sommige kleine vennootschappen die tot een groep behoren, aan de commissarisplicht zullen onderworpen blijven ook al kwalificeren zij onder de nieuwe regeling als een kleine vennootschap.

Wijziging drempelwaarden

Overeenkomstig het aangepaste artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen worden vennootschappen als “klein” aanzien wanneer zij op de afsluitdatum van het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:

  •  jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50 (ongewijzigd gebleven);
  •  jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 9 000 000 euro (voorheen 7.300.000 euro);
  • balanstotaal: 4 500 000 euro (voorheen 3.650.000 euro).

De drempel van 100 werknemers waarbij een vennootschap onder de oude regeling automatisch als groot werd aanzien, is volledig komen te vervallen. Hierbij moet er wel opgemerkt worden dat elke vennootschap die een ondernemingsraad heeft aan deze laatste toch nog een jaarrekening volgens het volledig schema moet overmaken waardoor deze versoepeling enigszins genuanceerd werd. In een dergelijke situatie zal dan aan de algemene vergadering enkel de jaarrekening volgens het verkort schema ter goedkeuring moeten worden voorgelegd terwijl aan de ondernemingsraad een jaarrekening volgens het volledige schema zal moeten worden overgemaakt. Deze laatste zal opgesteld worden door het bestuursorgaan zonder dat zij aan de goedkeuring van de aandeelhouders moet worden onderworpen.

Afwijkend van de vorige regeling zijn ook de gevolgen van een stijging of daling boven of onder de vermelde drempelwaarden. Een stijging of daling zal immers slechts na twee boekjaren doorwerken. De gevolgen gaan in dat geval in vanaf het boekjaar dat volgt op het boekjaar gedurende hetwelk meer dan één van de criteria voor de tweede keer werden overschreden of niet meer werden overschreden.

De Commissie voor Boekhoudkundige Normen heeft inmiddels een ontwerpadvies opgemaakt over de wijze waarop de criteria dienen berekend te worden. De publieke raadpleging daaromtrent was afgelopen op 25 februari 2016. Het definitief advies kan bijgevolg nog afwijken op basis van de bevindingen die uit deze raadplegingen kunnen voortvloeien.

Berekening op geconsolideerde basis

Voor vennootschappen die met één of meer andere vennootschappen verbonden zijn, zullen de criteria zoals hiervoor aangehaald moeten berekend worden op geconsolideerde basis. Hier wijkt de nieuwe regeling op het eerste zich niet af van de oude berekeningswijze. De nieuwe regeling voorziet voortaan echter wel in een belangrijke uitzondering op deze berekeningswijze: de berekening op geconsolideerde basis dient immers enkel nog te gebeuren door moedervennootschappen en consortia. Dochtervennootschappen van een bepaalde groep zullen dus in principe voortaan als klein aanzien worden, voor zover zij uiteraard zelf de drempels niet overschrijden.

Om ontwijkingen te verhinderen, heeft de wetgever wel voorzien in een anti-misbruik bepaling door te bepalen dat indien een vennootschap louter wordt opgericht om aan de verslaggeving van bepaalde informatie te ontsnappen een berekening op geconsolideerde basis verplicht blijft.

Daar de nieuwe berekeningswijze een te grote weerslag zou hebben op de fiscale inkomsten, blijft voor fiscale doeleinde een berekening op geconsolideerde basis wel behouden. Kleine vennootschappen genieten immers van een aantal fiscale voordelen wat een zware impact op de begroting zou hebben gehad indien de nieuwe berekeningswijze ook voor fiscale doeleinden was ingevoerd.

Commissarisplicht – Bijzondere berekening

Overeenkomstig artikel 141 van het Wetboek van vennootschappen zijn kleine vennootschappen in principe niet verplicht hun jaarrekening aan de controle door een commissaris te onderwerpen. Onder de nieuwe berekeningswijze zou dit impliceren dat heel wat vennootschappen die voorheen commissarisplichtig waren daar voortaan zouden aan ontsnappen. Veel dochtervennootschappen van grote groepen zouden dus geen commissaris meer moeten benoemen. De wetgever heeft dit echter willen voorkomen en heeft daartoe de tekst van artikel 141 van het Wetboek van vennootschap grotendeels ongewijzigd gelaten. Dit impliceert dat voor niet-genoteerde kleine vennootschappen die deel uitmaken van een groep die gehouden is een geconsolideerde jaarrekening op te stellen, alle vennootschappen tezamen dienen te worden beschouwd zodat de drempelwaarde veel sneller zullen worden overschreden.

De invoering van de nieuwe KMO-definitie zal dus slechts een beperkte invloed hebben op het aantal auditmandaten binnen ondernemingen. Enkel vennootschappen die onder de nieuwe waarden niet langer als groot worden aanzien en geen deel uitmaken van een groep, zullen niet langer de plicht hebben een commissaris aan te stellen wanneer zij onder de nieuwe criteria als klein wordt aanzien.

Microvennootschap

Met de wijziging van artikel 15 van het Wetboek van vennootschappen werd een nieuwe categorie van vennootschappen ingevoerd. Overeenkomstig het nieuwe artikel 15/1 van het Wetboek van vennootschapen zijn microvennootschappen kleine vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die op datum van de jaarafsluiting:

  • geen dochtervennootschap of moedervennootschap zijn; en
  • niet meer dan één der volgende criteria overschrijden:
    1. jaargemiddelde van het personeelsbestand: 10;
    2. jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde: 700 000 euro;
    3. balanstotaal: 350 000 euro.

Het statuut van microvennootschap heeft voornamelijk gevolgen op de administratieve lasten die op een dergelijke vennootschappen zullen rusten. Zo zullen zij hun jaarrekening volgens een “microschema” kunnen opstellen. Dit schema dient evenwel nog uitgewerkt te worden bij een Koninklijk Besluit en is dan ook nog niet beschikbaar op de site van de Nationale Bank.

Overgangsregeling

De nieuwe drempelwaarden en wijze van berekening zijn van toepassing op de boekjaren die een aanvang hebben genomen na 31 december 2015. Vennootschappen die hun boekhouding per kalenderjaar voeren, zullen voor het boekjaar als “klein” kwalificeren als zij op de balansdatum van het laatst afgesloten boekjaar (i.e. 31 december 2015) niet meer dan één van de nieuwe criteria hebben overschreden. De vereiste dat de vennootschap gedurende minstens 2 boekjaren de drempels dient te overschrijden wordt bijgevolg voor eenmaal opzijgeschoven.

15
APR
2016

Newsflash: De nieuwe Algemene Verordening Persoonsgegevens is een feit

Op 14 april 2016 heeft het Europese Parlement de General Data Protection Regulation/Algemene Verordening Persoonsgegevens (hierna de “Verordening”) goedgekeurd.

Deze goedkeuring is het eindpunt van een vier jaar durende inspanning van de Europese wetgever om het huidig wetgevend kader met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens te updaten, te optimaliseren en te harmoniseren. De Verordening, die rechtstreeks toepassing zal vinden in alle lidstaten zonder dat omzetting in de nationale rechtsordes vereist is, zal de huidige Richtlijn 95/46/EC vervangen.

Hieronder worden kort enkele belangrijke wijzigingen opgelijst:

  • Responsabilisering van de verwerkers (diegenen die op instructie van de verantwoordelijke van de verwerking de persoonsgegevens verwerken) door enerzijds het opleggen van verplichtingen en anderzijds het instellen van sanctiemechanismen (onder het vigerend kader rusten de verplichtingen op de verantwoordelijke voor de verwerking en kan enkel de verantwoordelijke voor de verwerking worden aangesproken);
  • Het herdefiniëren van het criterium van de toestemming om gegevens te verwerken, waarbij een duidelijke en actieve toestemming vereist is;
  • Het versterken van de rechten van diegene wiens persoonsgegevens worden verwerkt door het introduceren van het recht om vergeten te worden (door het verwijderen van opgeslagen persoonsgegevens) en het recht om persoonsgegevens op gemakkelijke wijzen over de dragen naar een andere dienstverlener. Bijkomend dient ook op meer transparante wijze informatie verschaft te worden aan deze betrokkenen en moeten zij in bepaalde gevallen op de hoogte worden gesteld van inbreuken op de bescherming van hun persoonsgegevens;
  • De introductie van de figuur van de Data Protection Officer/Functionaris voor de Gegevensbescherming die zal moeten worden aangesteld in ondernemingen die aan bepaalde criteria voldoen. Deze functionaris dient toezicht te houden op te verwerkingen.
  • Introductie van enkele nieuwe concepten, zoals “privacy by design” and “privacy by default”, waarbij wordt uitgegaan van de regel dat ondernemingen gedurende de hele productiecyclus oog moeten hebben voor de bescherming van persoonsgegevens en waarbij het uitgangspunt in ieder geval een minimale verwerking van persoonsgegevens dient te zijn;
  • De verplichtingen om een privacyeffectenbeoordeling uit te voeren in bepaalde gevallen waarbij er een risico bestaat dat verwerking van persoonsgegevens een gevaar vormt voor de bescherming ervan;
  • Het instellen van een “one-stop shop” voor ondernemingen met verschillende vestigingen in de Europese Unie, waarbij één toezichthoudende autoriteit zal optreden als aanspreekpunt;
  • Uitbreiding van het toepassingsgebied van de Verordening tot derde landen onder bepaalde voorwaarden.

De finale tekst zal in de komende weken in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd worden. De inwerkingtreding staat vastgesteld op 20 dagen na de publicatie. De nieuwe regels zullen dan twee jaar later toepassing vinden. Dit betekent dat ondernemingen nog twee jaar de tijd hebben om zich de nieuwe regels eigen te maken, zodat zij met kennis van zaken en met inachtneming van hun gewijzigde verplichtingen het vernieuwde speelveld zullen kunnen betreden.