11
AUG
2016

Verplichting facturen uitsluitend in het Nederlands op te stellen strijdig bevonden met vrij verkeer

Posted By :
Comments : Off

Geschreven door Nina Coussement, zomerstagiaire bij het team corporate en IP/ICT recht.

Verplichting facturen uitsluitend in het Nederlands op te stellen strijdig bevonden met het vrij verkeer

In het licht van het arrest van het Hof van Justitie van 21 juni 2016.

Huidige wetgeving

In België is het volgens de huidige stand van de wetgeving verplicht voor een onderneming met exploitatiezetel gelegen in het Nederlandse taalgebied, de wettelijk voorgeschreven akten en bescheiden (bijvoorbeeld facturen) uitsluitend in het Nederlands op te stellen. Dit vinden we in het decreet van 19 juli 1973 tot regeling van het gebruik van de talen voor de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en de werknemers, alsmede van de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen.

Het Nederlands is voor deze akten dan ook de enige officiële taal die mag worden gebruikt. De rechtspraak stond vast, men mocht zich niet op enig anderstalig document beroepen. Wanneer deze akten niet in het Nederlands zijn opgesteld is de sanctie volgens dit decreet dan ook de nietigheid, die zelfs ambtshalve door de rechter kan worden ingeroepen.

Prejudiciële vraag

In deze concrete zaak gaat het over facturen van een Belgische onderneming bestemd voor een Italiaanse contractspartij. Deze facturen werden opgesteld in het Italiaans, en nu nietig verklaard omwille van het enkele feit dat zij niet in het Nederlands opgesteld waren.

Over bovengenoemde bepalingen is een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie. Men vraagt zich af of deze regelgeving wel in overeenstemming is met het recht op vrij verkeer. Een regeling als deze is volgens het Hof een beperking op artikel 35 van het VWEU dat verband houdt met uitvoer. Artikel 35 van het werkingsverdrag luidt als volgt: Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.”

De bepalingen waarvan sprake naar Belgisch recht leiden volgens het Hof wel degelijk tot een beperking van het vrij verkeer. De maatregel zorgt voor rechtsonzekerheid, die ondernemingen zou kunnen ontmoedigen om contractuele banden aan te gaan met een onderneming gelegen in het Nederlandse taalgebied van België. Logisch, want ontvangers van de facturen zouden mogelijks de facturen niet kunnen begrijpen en het risico dat zij deze daarom zullen betwisten is groter. Eveneens kunnen zij de nietigheid oproepen van de facturen wanneer zij wel in een voor hen begrijpbare taal zijn opgesteld, zonder enige andere reden.

Een lidstaat mag beperkingen opleggen aan het vrij verkeer, maar hiervoor dient aan een aantal voorwaarden te zijn voldaan. Dit wordt de Rule of Reason genoemd. De beperkende maatregel is dan slechts toelaatbaar mits deze een doelstelling van algemeen belang nastreeft, de maatregel geschikt is om de verwezenlijking van deze doelstelling te waarborgen en niet verder gaat dan noodzakelijk om dat doel te bereiken (proportionaliteit).

Het Hof past deze toets hier toe en komt tot de conclusie dat deze maatregel weliswaar geschikt is om de doelstelling van algemeen belang – namelijk het gebruik van de officiële taal van het betrokken taalgebied te stimuleren en de doeltreffendheid van de controle inzake btw door de bevoegde diensten – te waarborgen, maar dat zij onevenredig ver gaat. Een minder ingrijpende maatregel, zoals voorschrijven dat de officiële taal moet worden gebruikt, maar eveneens toestaan dat er een rechtsgeldige versie wordt opgesteld in een andere taal, kan deze doelstelling ook waarmaken.

De Belgische staat probeert nog tevergeefs in te roepen dat enkel de vermeldingen die in artikel 226 van de richtlijn 2006/112 opgesomd staan verplicht in het Nederlands moeten en niet de gehele factuur. Het hof oordeelt echter dat zelfs al zou het enkel over deze vermeldingen gaan, de beperking nog steeds te verregaand is en zodoende niet proportioneel.

Wetgevend initiatief afwachten

Deze regeling voor het Nederlands taalgebied in België is dus niet meer houdbaar. Dit arrest impliceert dat het voortaan in principe ook voor ondernemingen met exploitatiezetel in het Nederlands taalgebied, mogelijk is om hun facturen in een andere taal dan enkel het Nederlands op te stellen. Momenteel wordt het afwachten wat de Belgische wetgever zal ondernemen. Hoe dan ook zullen zij de regelgeving minder streng moeten maken, in navolging van dit arrest.